Lees hier de columns van Stefan.
VOETBALVADER
Elke zaterdagochtend sta ik weer langs de lijn, bij het voetbalveld van mijn zesjarige zoon. De geur van nat gras, het geluid van kinderen die lachend achter de bal aanrennen, het geklets van ouders. En daar, aan de rand van het veld, staan ze ook weer: de schreeuwvaders. Die mannen die zich gedragen alsof ze coach zijn van een profclub, terwijl het gaat om een wedstrijdje tussen zesjarigen. "Rennen! SCHIET! Waar kijk je naar?!" Het is alsof hun kind bij een wereldkampioenschap speelt en niet gewoon een potje op zaterdagochtend.
Ik moet toegeven, jarenlang heb ik me kapot geërgerd aan die vaders. Elke keer weer stond ik met mijn armen over elkaar, een beetje verveeld te kijken. Terwijl ik de schreeuwers zag, dacht ik vaak: "Jongens, het zijn maar kinderen. Laat ze toch gewoon lekker spelen." Ik was trots op mijn kalmte, alsof ik mezelf een betere ouder vond omdat ik niet mee deed aan dat fanatieke gedoe. Ik dacht dat ik boven dat soort gedrag stond.
Maar toen kwam die ene ochtend. Mijn zoon, net een beetje dromerig in het veld, kreeg een perfecte kans om te scoren. Hij stond recht voor het doel en miste de bal volledig. En daar gebeurde het. Voordat ik het doorhad, hoorde ik mijn eigen stem boven de rest uitkomen: "Kom op! Wat doe je nou?!" Het overviel me. Wat was ik aan het doen? Had ik nou serieus net geschreeuwd tegen mijn eigen kind, in een wedstrijd die totaal nergens om ging?
Het bleef niet bij die ene keer. De volgende week was er weer een spannend moment. Mijn zoon rende met de bal richting het doel, en voordat ik het wist, stond ik op mijn tenen, roepend: "Rennen! Schiet! Snel!" Het gebeurde automatisch, zonder dat ik het doorhad. Langzaam maar zeker begon ik in te zien dat ik precies hetzelfde aan het worden was als die vaders waar ik me zo aan ergerde.
En daar zit de ironie. Ergens in ons allemaal schuilt een schreeuwvader, klaar om naar buiten te komen zodra ons kind op het veld staat. We willen zo graag dat ze het goed doen, dat we even vergeten waar het eigenlijk om gaat. Het gaat niet om winnen, of om die perfecte doelkans. Het gaat om het plezier, om het leren, om het spel. Maar als je kind die bal mist, of net niet snel genoeg rent, is het moeilijk om niet meegezogen te worden in de spanning.
Misschien is dat het punt: die schreeuwvaders zijn niet allemaal onredelijke fanatiekelingen. Ze zijn gewoon vaders die willen dat hun kinderen het goed doen, dat ze hun best doen. Net zoals ik. En hoewel ik mezelf jarenlang heb voorgehouden dat ik anders was, ben ik er nu achter dat ik precies hetzelfde ben.
Dus ja, ik ben er nu ook zo één. Een vader die soms te hard roept, die te veel meeleeft, en die net iets te fanatiek langs de lijn staat. Maar misschien is dat helemaal niet zo erg. Misschien hoort dat gewoon bij het vader zijn. Want uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: dat ons kind plezier heeft en trots is, of ze nou scoren of niet.